Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

10.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 262/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione Tributaria Regionale di Milano (Italië) op 29 april 2015 — Agenzia delle Entrate — Direzione Regionale Lombardia Ufficio Contenzioso/H3 g SpA

(Zaak C-202/15)

(2015/C 262/03)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Commissione Tributaria Regionale di Milano

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Agenzia delle Entrate — Direzione Regionale Lombardia Ufficio Contenzioso

Verwerende partij: H3 g SpA

Prejudiciële vragen

1)

Is het — gezien het feit dat de Italiaanse wetgever de bevoegdheid van de artikelen 90, lid 2, en 185, lid 2, tweede volzin, van richtlijn 2006/112/EG (1) [en voordat deze richtlijn werd vastgesteld, van de artikelen 11 C, lid 1, en 20, lid 1, onder b), tweede alinea, van richtlijn 77/388/EEG (2)] heeft uitgeoefend met betrekking tot respectievelijk de verlaging van de maatstaf voor heffing en de herziening van de voor de belaste handelingen in rekening gebrachte btw in geval van gehele of gedeeltelijke niet-betaling van de door partijen vastgestelde tegenprestatie — in overeenstemming met de in het VWEU verankerde beginselen van evenredigheid en doeltreffendheid en het beginsel van neutraliteit dat de toepassing van btw regelt, dat beperkingen worden gesteld die het de belastingplichtige onmogelijk of uiterst moeilijk maken om de belasting betreffende de geheel of gedeeltelijk niet-betaalde tegenprestatie terug te vorderen?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: is een bepaling als artikel 26, lid 2, van DPR 633/1972, die in de praktijk van de belastingdienst van de lidstaat van de Unie het recht op terugvordering van de belasting ondergeschikt maakt aan de levering van het bewijs dat eerst tevergeefs insolventie- of tenuitvoerleggingsprocedures zijn ingesteld, ook wanneer deze handelingen redelijkerwijs onrendabel zijn gezien het bedrag van de vordering, de vooruitzichten op inning daarvan en de kosten van de tenuitvoerleggings- of insolventieprocedures, verenigbaar met de bovenstaande beginselen?


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).

(2)  Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).