3.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 363/19 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 23 juli 2015 — Landkreis Potsdam-Mittelmark/Finanzamt Brandenburg
(Zaak C-400/15)
(2015/C 363/24)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesfinanzhof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Landkreis Potsdam-Mittelmark
Verwerende partij: Finanzamt Brandenburg
Prejudiciële vraag
Ingevolge § 15, lid 1, tweede zin, van het Duitse Umsatzsteuergesetz (wet op de omzetbelasting) worden de levering, de invoer of de intracommunautaire verwerving van goederen die de ondernemer voor minder dan 10 % voor zijn onderneming gebruikt, geacht niet voor bedrijfsdoeleinden te zijn verricht — en is daarvoor het recht op aftrek van de betaalde voorbelasting uitgesloten.
De regeling berust op artikel 1 van de beschikking van de Raad van 19 november 2004 (2004/817/EG (1)), waarbij de Bondsrepubliek Duitsland wordt gemachtigd om in afwijking van het bepaalde in artikel 17, lid 2, van de Zesde richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, de btw op uitgaven voor goederen en diensten van het recht op aftrek uit te sluiten, wanneer deze goederen en diensten voor meer dan 90 % van het totale gebruik voor de privédoeleinden van de belastingplichtige of diens werknemers of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.
Geldt deze machtiging — overeenkomstig de formulering ervan — alleen voor de in artikel 6, lid 2, van de Zesde richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (artikel 26 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde) geregelde gevallen of daarnaast in alle gevallen waarin een goed of dienst slechts voor een deel voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt?
(1) PB L 357, blz. 33.