21.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 429/8 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Landessozialgericht Rheinland-Pfalz, Mainz (Duitsland) op 22 september 2015 — Alphonse Eschenbrenner/Bundesagentur für Arbeit
(Zaak C-496/15)
(2015/C 429/12)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Landessozialgericht Rheinland-Pfalz, Mainz
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Alphonse Eschenbrenner
Verwerende partij: Bundesagentur für Arbeit
Prejudiciële vragen
1) |
Is het met de bepalingen van het primaire en/of secundaire Unierecht [met name artikel 45 VWEU en artikel 7 van verordening (EU) nr. 492/2011 (1)] verenigbaar dat bij insolventie van de werkgever van een werknemer die eerst in Duitsland was tewerkgesteld, in een andere lidstaat woont, in Duitsland niet aan de inkomensbelasting onderworpen is en van wie de uitkering wegens insolventie krachtens de op hem toepasselijke voorschriften niet belastbaar is, over het arbeidsloon dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de aan die werknemer toekomende uitkering wegens insolventie, fictief de belastingen worden geheven die door inhouding op het arbeidsloon zouden worden geheven indien de betrokkene in Duitsland aan de inkomensbelasting onderworpen was, wanneer deze geen vordering ter zake van het achterstallige brutoloon meer kan instellen tegen de werkgever? |
2) |
Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is er dan wel sprake van verenigbaarheid met de bepalingen van het primaire en/of secundaire Unierecht wanneer de werknemer in de hierboven bedoelde situatie nog steeds een vordering ter zake van het achterstallige brutoloon kan instellen tegen de werkgever? |
(1) Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PB L 141, blz. 1).