Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

1.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 38/38


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk) op 24 november 2015 — The Trustees of the BT Pension Scheme/Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

(Zaak C-628/15)

(2016/C 038/52)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: The Trustees of the BT Pension Scheme

Verwerende partij: Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

Prejudiciële vragen

1

Gelet op het antwoord dat het Hof in zijn arrest Test Claimants in the FII Group Litigation (C-446/04, EU:C:2006:774) heeft gegeven op de vierde prejudiciële vraag in die zaak, namelijk dat de artikelen 43 EG en 56 EG (thans de artikelen 49 VWEU en 63 VWEU) in de weg stonden aan een wettelijke regeling van een lidstaat die ingezeten vennootschappen die aan hun aandeelhouders dividenden uitkeren die voortvloeien uit door hen ontvangen buitenlandse dividenden, de mogelijkheid biedt te opteren voor een regeling op grond waarvan zij de betaalde voorheffing op de vennootschapsbelasting kunnen recupereren, maar die vennootschappen om te beginnen verplicht die voorheffing te betalen en vervolgens terugbetaling daarvan te vorderen, en voorts niet voorziet in een belastingkrediet voor hun aandeelhouders, die dat wel zouden hebben gekregen in geval van een uitkering door een ingezeten vennootschap op basis van binnenlandse dividenden: kunnen deze aandeelhouders zelf rechten ontlenen aan het Unierecht (hetzij aan artikel 63 VWEU, hetzij aan andere bepalingen) in het geval waarin zij dividenden ontvangen die ingevolge de keuze van de uitkerende vennootschap onder de voornoemde regeling vallen, in het bijzonder wanneer de aandeelhouder in dezelfde lidstaat woont als waar deze uitkerende vennootschap is gevestigd?

2

Indien de in de eerste vraag bedoelde aandeelhouder zelf geen rechten kan ontlenen aan artikel 63 VWEU, kan hij zich dan beroepen op schending van de rechten die artikel 49 VWEU of artikel 63 VWEU toekent aan de onderneming die het dividend uitkeert?

3

Indien op de eerste of de tweede vraag wordt geantwoord dat de aandeelhouder rechten kan ontlenen aan het Unierecht of zich op het Unierecht kan beroepen, legt het Unierecht dan bepaalde vereisten op inzake de rechtsmiddelen die de aandeelhouder krachtens het nationale recht ter beschikking moeten worden gesteld?

4

Maakt het voor de beantwoording van de drie vorige vragen enig verschil uit dat:

(a)

de aandeelhouder in de lidstaat geen inkomstenbelasting verschuldigd is over ontvangen dividenden, met als gevolg dat ingeval een ingezeten onderneming hem buiten het kader van de hierboven bedoelde regeling dividenden uitkeert, het belastingkrediet waarop hij aanspraak kan maken krachtens het nationale recht, hem door de lidstaat mogelijkerwijs moet worden uitbetaald;

(b)

de nationale rechter heeft geoordeeld dat de inbreuk die door de betrokken nationale wettelijke regeling op het Unierecht werd gemaakt, geen voldoende gekwalificeerde schending van dit recht uitmaakte, zodat de lidstaat — overeenkomstig de beginselen van het arrest Brasserie du Pêcheur en Factortame (C-46/93 en C-48/93, EU:C:1996:79) — niet kan worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de onderneming die de dividenden uitkeerde;

(c)

de onderneming die krachtens de hierboven bedoelde regeling dividenden uitkeerde, de aan al haar aandeelhouders uitgekeerde dividenden in bepaalde — maar niet alle — gevallen kan hebben verhoogd om ervoor te zorgen dat deze aandeelhouders uiteindelijk evenveel ontvingen als een vrijgestelde aandeelhouder zou hebben ontvangen naar aanleiding van een niet onder die regeling vallende dividenduitkering?