Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

8.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/22


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het First-tier Tribunal (Tax Chamber) (Verenigd Koninkrijk) op 3 december 2015 — Trustees of the Panayi Accumulation & Maintenance Settlements/Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs

(Zaak C-646/15)

(2016/C 048/28)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

First-tier Tribunal (Tax Chamber)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Trustees of the Panayi Accumulation & Maintenance Settlements

Verwerende partij: Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs

Prejudiciële vragen

1)

Handelt een lidstaat in overeenstemming met de vrijheid van vestiging, de vrijheid van kapitaalverkeer of de vrijheid van dienstverrichting wanneer hij een wettelijke regeling zoals section 80 van de Taxation of Chargeable Gains Act 1992 uitvaardigt en handhaaft, volgens welke belasting wordt geheven over de niet-gerealiseerde meerwaarden van de vermogensbestanddelen van een trust wanneer de beheerders van deze trust op een bepaald tijdstip niet langer hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in de lidstaat hebben?

2)

In de veronderstelling dat een dergelijke heffing de uitoefening van de betrokken vrijheid belemmert, kan deze belastingheffing dan worden gerechtvaardigd uit hoofde van de evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheden en is deze belastingheffing dan evenredig wanneer volgens de wettelijke regeling de trustbeheerders niet de keuzemogelijkheid hebben om de heffing uit te stellen of om in termijnen te betalen en evenmin rekening wordt gehouden met eventuele latere waardeverminderingen van de vermogensbestanddelen van de trust?

3)

Vinden een of meer fundamentele vrijheden toepassing wanneer een lidstaat belasting heft over de niet-gerealiseerde meerwaarden van vermogensbestanddelen van een trust op het tijdstip waarop de meerderheid van de trustbeheerders niet langer hun woonplaats of gebruikelijk verblijfplaats in die lidstaat heeft?

4)

Is een beperking van de betrokken vrijheid als gevolg van deze exitheffing gerechtvaardigd door de noodzaak om een evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheden te handhaven wanneer het mogelijk was om de meerwaardebelasting alsnog te heffen over de gerealiseerde meerwaarde, doch enkel indien in de toekomst bepaalde specifieke omstandigheden zich voordeden?

5)

Moet de evenredigheid worden beoordeeld aan de hand van de feiten van het concrete geval? Is de beperking als gevolg van een dergelijke belastingheffing met name evenredig wanneer:

a)

volgens de wettelijke regeling niet de keuzemogelijkheid bestaat om betaling van de belasting uit te stellen of om in termijnen te betalen, of geen rekening kan worden gehouden met eventuele latere waardeverminderingen van de vermogensbestanddelen van de trust na de exit,

b)

doch in de specifieke omstandigheden van de aangevochten belastingheffing de vermogensbestanddelen zijn verkocht voordat de belasting betaalbaar was en de betrokken vermogensbestanddelen niet in waarde zijn verminderd tussen de datum waarop de trust is verhuisd, en de datum van de verkoop?