17.5.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 175/12 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven administrativen sad (Bulgarije) op 1 maart 2016 — Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” — Sofia/„Iberdrola Inmobilaria Real Estate Investments” EOOD
(Zaak C-132/16)
(2016/C 175/13)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Varhoven administrativen sad
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij tot cassatie: Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” — Sofia
Verwerende partij in cassatie:„Iberdrola Inmobilaria Real Estate Investments” EOOD
Prejudiciële vragen
1) |
Staan de artikelen 26, lid 1, onder b), 168, onder a), en 176 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde in de weg aan een nationale bepaling als artikel 70, lid 1, punt 2, van de Zakon za danak varhu dobavenata stoynost (wet inzake de belasting over de toegevoegde waarde) die het recht op aftrek van voorbelasting over diensten voor het bouwen of verbouwen van een aan een derde in eigendom toebehorend onroerend goed, waarbij deze diensten ten behoeve van zowel de dienstontvanger als de derde worden verricht, enkel en alleen beperkt op grond dat de derde het resultaat van deze diensten om niet verkrijgt, zonder dat ermee rekening wordt gehouden dat de diensten voor de economische activiteit van de belastingplichtige dienstontvanger zullen worden gebruikt? |
2) |
Staan de artikelen 26, lid 1, onder b), 168, onder a), en 176 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde in de weg aan een belastingpraktijk volgens welke het recht op aftrek van voorbelasting over diensten wordt geweigerd wanneer de uitgaven voor de verrichting ervan werden geboekt als onderdeel van de algemene uitgaven van de belastingplichtige omdat deze diensten werden gebruikt voor het bouwen of verbouwen van een aan een derde in eigendom toebehorend onroerend goed, zonder dat ermee rekening wordt gehouden dat dit onroerend goed ook door de ontvanger van de bouwdiensten voor zijn economische activiteit zal worden gebruikt? |