Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

13.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 78/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Upper Tribunal (Tax and Chancery Chamber) (Verenigd Koninkrijk) op 6 januari 2017 — Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs/DPAS Limited

(Zaak C-5/17)

(2017/C 078/20)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Upper Tribunal (Tax and Chancery Chamber)

Partijen in het hoofdgeding

Appellant: Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

Geïntimeerde: DPAS Limited

Prejudiciële vragen

Gelet op artikel 135, lid 1, onder d), van richtlijn 2006/112/EG (1) van de Raad (de primaire btw-richtlijn) en de uitlegging die het Hof daarvan heeft gegeven in de arresten AXA, Bookit II en NEC, verzoekt de Upper Tribunal (Tax and Chancery Chamber) het Hof van Justitie van de Europese Unie om een beslissing over de volgende prejudiciële vragen:

1)

Vormt een dienst als de door de belastingplichtige in casu verrichte dienst, die erin bestaat dat op grond van een machtiging tot automatische incasso ertoe opdracht wordt gegeven dat een bedrag via automatische incasso wordt afgeschreven van de bankrekening van de patiënt en door de belastingplichtige, na aftrek van een vergoeding waarop de belastingplichtige recht heeft, wordt overgemaakt aan de tandarts van de patiënt en een verzekeringsmaatschappij, een van btw vrijgestelde handeling betreffende betalingen of overmakingen in de zin van artikel 135, lid 1, onder d), van de primaire btw-richtlijn?

Volgt, meer bepaald, uit de arresten [van 26 mei 2016, Bookit, C-607/14, EU:C:2016:355, en National Exhibition Centre, C-130/15, niet gepubliceerd, EU:C:2016:357] dat de in artikel 135, lid 1, onder d), van deze richtlijn verleende btw-vrijstelling niet van toepassing is op een dienst als de in casu door de belastingplichtige verrichte dienst waarbij de belastingplichtige weliswaar niet zelf afschrijvingen van en bijschrijvingen op rekeningen onder haar beheer uitvoert, maar die, voor zover geld wordt overgemaakt, wel van essentieel belang is voor die overmakingen? Of moet op grond van het arrest [van 28 oktober 2010, AXA UK, C 175/09, EU:C:2010:646] het tegendeel worden geconcludeerd?

2)

Op grond van welke beginselen dient te worden bepaald of een dienst als de door de belastingplichtige in casu verrichte dienst al dan niet onder de „inning van schuldvorderingen” valt in de zin artikel 135, lid 1, onder d)? Indien een dergelijke dienst (in overeenstemming met hetgeen het Hof in zijn arrest AXA met betrekking tot dezelfde of een sterk daarop gelijkende dienst heeft vastgesteld) moet worden aangemerkt als inning van schuldvorderingen indien hij wordt verricht ten behoeve van degene aan wie de betaling verschuldigd is, moet die dienst dan, meer bepaald, ook als inning van schuldvorderingen worden aangemerkt indien hij wordt verricht ten behoeve van degene door wie de betaling verschuldigd is (dat wil zeggen in casu de patiënten)?


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1).