20.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 513/16 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Cluj (Roemenië) op 24 augustus 2021 — ASA / DGRFP Cluj
(Zaak C-519/21)
(2021/C 513/24)
Procestaal: Roemeens
Verwijzende rechter
Curte de Apel Cluj
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: ASA
Verwerende partij: DGRFP Cluj
In vrijwaring opgeroepen: BP, MB
Prejudiciële vragen
1) |
Kunnen de btw-richtlijn (2006/[1]12) (1) in het algemeen en de artikelen 9, 12, 14, 62, 63, 65, 73 en 78 ervan in het bijzonder, in een specifieke context als die van het hoofdgeding, aldus worden uitgelegd [dat]: wat betreft het intreden van het belastbare feit bij belastbare handelingen inzake de levering van onroerend goed en de wijze van vaststelling van de desbetreffende maatstaf van heffing, de natuurlijke personen die zich bij overeenkomst hebben verenigd in een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid met de belastingplichtige die gehouden is tot betaling van de belasting over de in een later stadium verrichte handelingen, die hij had moeten innen, ook de hoedanigheid van belastingplichtige hebben, aangezien de samenwerkingsovereenkomst niet vóór aanvang van de activiteit bij de belastingautoriteiten is geregistreerd maar voorafgaand aan de vaststelling van de fiscale bestuurshandelingen aan hen is overgelegd? |
2) |
Kunnen de btw-richtlijn (2006/112) in het algemeen en artikel 167, artikel 168, onder a), artikel 178, onder a), en artikel 179 ervan in het bijzonder, alsmede de beginselen van evenredigheid en neutraliteit, in een specifieke context als die van het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat:
|
3) |
Indien het antwoord ontkennend luidt en/of mede in het licht van het rechtszekerheidsbeginsel: kan de belastingplichtige op wie de verplichting rust om de btw en de daarmee gepaard gaande lasten te betalen, zich verhalen op natuurlijke personen van wie niet is vastgesteld dat zij de hoedanigheid van belastingplichtige hebben en die zich bij overeenkomst hebben verenigd in een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid met de belastingplichtige die gehouden is tot betaling van de belasting over de in een later stadium verrichte handelingen, die hij had moeten innen, aangezien de overeenkomst niet vóór aanvang van de activiteit bij de belastingautoriteiten is geregistreerd, teneinde het aandeel in de winstverdeling dat die personen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst toekomt, te verkrijgen met het oog op zijn verplichting om de btw en de daarmee gepaard gaande lasten te betalen? |
(1) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1).