Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/26


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte Suprema di Cassazione (Italië) op 31 augustus 2010 — Banca Antoniana Popolare Veneta s.p.a., die de Banca Nazionale dell’Agricoltura s.p.a. heeft overgenomen/Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate

(Zaak C-427/10)

()

2010/C 288/44

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte Suprema di Cassazione

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Banca Antoniana Popolare Veneta s.p.a., die de Banca Nazionale dell’Agricoltura s.p.a. heeft overgenomen

Verwerende partijen: Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate

Prejudiciële vragen

1)

Staan het doeltreffendheidsbeginsel, het discriminatieverbod en het beginsel van fiscale neutraliteit ter zake van belasting over de toegevoegde waarde in de weg aan een nationale regeling of praktijk die het recht van de ontvanger van de goederen/opdrachtgever op teruggaaf van ten onrechte betaalde btw, anders dan het overeenkomstige recht van de hoofdschuldenaar (leverancier of dienstverrichter), onder de rechtsfiguur van de objectieve onverschuldigde betaling naar gemeen recht brengt, met als gevolg dat voor de eerste een veel langere termijn voor uitoefening geldt dan voor de tweede, zodat ingeval de eerste om teruggaaf verzoekt op een tijdstip waarop de termijn voor de tweede reeds is verstreken, deze laatste tot teruggaaf kan worden veroordeeld zonder dat hij zelf de belastingadministratie om teruggaaf kan verzoeken, en die geen enkele maatregel bevat die conflicten of tegenstrijdigheid tussen de voor de verschillende rechterlijke instanties ingestelde of in te stellen procedures kan voorkomen?

2)

Is bovendien met die beginselen verenigbaar een nationale regeling of praktijk volgens welke de leverancier/dienstverrichter kan worden veroordeeld tot teruggaaf aan de ontvanger van de goederen/opdrachtgever wanneer hij niet binnen de voor hem geldende termijn de vordering tot teruggaaf voor een andere rechter heeft ingesteld omdat hij vertrouwde op een rechtspraak en een bestuurlijke praktijk volgens welke de betrokken verrichting aan btw was onderworpen?