Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

References to this case

Share

Highlight in text

Go

2.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 103/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (England and Wales) (Chancery Division) (Verenigd Koninkrijk) op 21 januari 2011 — Test Claimants in the FII Group Litigation/Commissioners of Inland Revenue, Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs

(Zaak C-35/11)

2011/C 103/27

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice (England and Wales) (Chancery Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Test Claimants in the FII Group Litigation

Verwerende partijen: Commissioners of Inland Revenue, Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs

Prejudiciële vragen

1)

Hebben de woorden „belastingtarief” en „verschillende belastingniveaus” in punt 56 van het arrest Test Claimants in the FII Group Litigation van het Hof van 12 december 2006 (C-446/04, Jurispr. blz. I-11753):

a)

louter betrekking op wettelijke of nominale belastingtarieven; of

b)

zowel betrekking op het daadwerkelijk betaalde belastingtarief als op het wettelijke of nominale belastingtarief; of

c)

een andere betekenis en, zo ja, welke?

2)

Maakt het enig verschil ten opzichte van het antwoord van het Hof op de prejudiciële vragen 2 en 4 in zaak C-446/04 indien:

a)

de niet-ingezeten onderneming die het dividend aan de ingezeten onderneming uitkeert, geen (of slechts een gedeelte van de) buitenlandse vennootschapsbelasting heeft betaald, maar het dividend wel afkomstig is van winst die zelf dividenden omvat die zijn uitgekeerd door haar directe of indirecte in een lidstaat gevestigde dochteronderneming en die afkomstig zijn van winst waarover in die lidstaat reeds belasting is voldaan; en/of

b)

de voorheffing op de vennootschapsbelasting (advance corporation tax; hierna: „ACT”) niet wordt voldaan door de ingezeten onderneming die het dividend van een niet-ingezeten onderneming ontvangt, maar wel door haar directe of indirecte ingezeten moederonderneming naar aanleiding van de latere verdeling van de winst van de ontvangende onderneming die direct of indirect het dividend bevat?

3)

Heeft de onderneming die de ACT heeft betaald, in omstandigheden zoals omschreven in bovenstaande vraag 2 (b), recht op terugbetaling van de onrechtmatig geheven belasting (San Giorgio (1)) of enkel recht op schadevergoeding (Brasserie du Pêcheur en Factortame (2))?

4)

Wanneer de betrokken nationale wetgeving niet enkel van toepassing is op situaties waarin de moederonderneming een beslissende invloed uitoefent over de onderneming die het dividend uitkeert, kan een ingezeten onderneming zich dan beroepen op artikel 63 VWEU (voorheen artikel 56 EG) met betrekking tot dividenden ontvangen van een in een derde land gevestigde dochteronderneming waarover zij een beslissende invloed uitoefent?

5)

Geldt het antwoord van het Hof op prejudiciële vraag 3 in zaak C-446/04 ook wanneer de niet-ingezeten dochterondernemingen waaraan niet kon worden overgedragen, niet aan belasting zijn onderworpen in de lidstaat waarin de moederonderneming is gevestigd?


(1)  Arrest van 9 november 1983, 199/82, Administratie van de Staatsfinanciën/SpA San Giorgio, Jurispr. blz. 3595.

(2)  Arrest Hof van 5 maart 1996, gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93, Brasserie du Pêcheur en Factortame, Jurispr. blz. I-1029.