Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

Share

Highlight in text

Go

10.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 221/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 15 maart 2017 — X-GmbH/Finanzamt Stuttgart — Körperschaften

(Zaak C-135/17)

(2017/C 221/05)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: X-GmbH

Verwerende partij: Finanzamt Stuttgart — Körperschaften

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 57, lid 1, EG (thans artikel 64, lid 1, VWEU) aldus worden uitgelegd dat een op 31 december 1993 in verband met directe investeringen bestaande beperking van het kapitaalverkeer met derde landen door een lidstaat ook dan niet wordt beïnvloed door artikel 56 EG (thans artikel 63 VWEU), wanneer de op de referentiedatum bestaande nationale wettelijke bepaling die het kapitaalverkeer met derde landen beperkt in wezen alleen voor directe investeringen gold, maar na de referentiedatum mede is gaan gelden voor portfolio-deelnemingen in buitenlandse vennootschappen beneden de deelnemingsdrempel van 10 %?

2)

Voor het geval de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord: Moet artikel 57, lid 1, EG aldus worden uitgelegd dat sprake is van toepassing van een op de referentiedatum 31 december 1993 bestaande nationale wettelijke bepaling houdende beperking van het kapitaalverkeer met derde landen in verband met directe investeringen, wanneer een met de op de referentiedatum bestaande beperking in wezen overeenstemmende latere wettelijke bepaling van toepassing wordt, maar de op de referentiedatum bestaande beperking na de referentiedatum korte tijd wezenlijk is gewijzigd op grond van een wet die weliswaar rechtens van kracht is geworden, maar in de praktijk nooit is toegepast omdat zij nog vóór het tijdstip waarop zij voor het eerst op een concreet geval toepasselijk was door de thans toepasselijke wettelijke bepaling is vervangen?

3)

Voor het geval een van de eerste twee vragen ontkennend moet worden beantwoord: Staat artikel 56 EG in de weg aan een wettelijke regeling van een lidstaat op grond waarvan in de maatstaf van heffing voor een in die lidstaat ingezeten belastingplichtige die in een vennootschap die in een andere staat (hier: Zwitserland) gevestigd is een deelneming van minstens 1 % bezit, de door deze vennootschap behaalde positieve inkomsten uit kapitaalbeleggingen pro rata, ter hoogte van de het respectieve deelnemingsaandeel, worden opgenomen, wanneer die inkomsten aan een lager belastingniveau dan in eerstgenoemde staat onderworpen zijn?