Available languages

Taxonomy tags

Info

References in this case

References to this case

Share

Highlight in text

Go

7.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 267/25


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Köln (Duitsland) op 13 juli 2009 — Wienand Meilicke, Heidi Christa Weyde en Marina Stöffler/Finanzamt Bonn-Innenstadt

(Zaak C-262/09)

2009/C 267/46

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Wienand Meilicke, Heidi Christa Weyde en Marina Stöffler

Verwerende partij: Finanzamt Bonn-Innenstadt

Prejudiciële vragen

1)

Verzetten het vrije verkeer van kapitaal zoals neergelegd in de artikelen 56, lid 1, EG en 58, lid 1, sub a, en lid 3, EG, het doeltreffendheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel zich tegen een regeling zoals § 36, lid 2, tweede zin, punt 3, van het Einkommensteuergesetz (wet inzake de inkomstenbelasting; hierna: „EStG”) (in de ten tijde van de feiten geldende versie), volgens welke de vennootschapsbelasting ten belope van 3/7 van de brutodividenden wordt verrekend met de inkomstenbelasting voor zover deze brutodividenden niet voortkomen uit uitkeringen waarvoor eigen vermogen in de zin van § 30, lid 2, punt 1, van het Körperschaftsteuergesetz (wet inzake de vennootschapsbelasting; hierna: „KStG”) (in de ten tijde van de feiten geldende versie) is gebruikt, hoewel de daadwerkelijk betaalde vennootschapsbelasting op dividenden ontvangen van een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap in feite niet kan worden berekend en nog hoger zou kunnen zijn?

2)

Verzetten het vrije verkeer van kapitaal zoals neergelegd in de artikelen 56, lid 1, EG en 58, lid 1, sub a, en lid 3, EG, het doeltreffendheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel zich tegen een regeling, zoals § 36, lid 2, tweede zin, punt 3, vierde zin, sub b, EStG (in de ten tijde van de feiten geldende versie), volgens welke het belastingkrediet voor vennootschapsbelasting slechts kan worden verkregen mits een certificaat betreffende die belasting wordt overgelegd in de zin van §§ 44 en volgende KStG (in de ten tijde van de feiten geldende versie) dat met name gegevens bevat over het bedrag van de vennootschapsbelasting die in mindering kan worden gebracht, alsmede de samenstelling van de uitkering volgens de verschillende delen van het beschikbare eigen vermogen op grond van een speciale indeling van het eigen vermogen in de zin van § 30 KStG (in de ten tijde van de feiten geldende versie), hoewel de daadwerkelijk betaalde buitenlandse vennootschapsbelasting die kan worden verrekend in feite niet kan worden berekend en het certificaat over de buitenlandse dividenden feitelijk onmogelijk over te leggen is?

3)

Volgt uit het vrije verkeer van kapitaal zoals neergelegd in de artikelen 56, lid 1, EG en 58, lid 1, sub a, en lid 3, EG, dat wanneer een vennootschapsbelastingcertificaat in de zin van § 44 KStG (in de ten tijde van de feiten geldende versie) feitelijk niet kan worden overgelegd en wanneer de daadwerkelijk betaalde vennootschapsbelasting op de buitenlandse dividenden niet kan worden berekend, het bedrag van vennootschapsbelasting moet worden geraamd en, in voorkomend geval, ook de gedragen indirecte vennootschapsbelasting moet worden meegerekend?

4)

a)

Ingeval vraag 2 ontkennend wordt beantwoord en een vennootschapsbelastingcertificaat nodig is:

Dienen het doeltreffendheidbeginsel en het effectiviteitsbeginsel aldus te worden begrepen dat zij zich verzetten tegen een regeling zoals § 175, lid 2, tweede zin, Abgabenordnung (Duits belastingwetboek; hierna: „AO”) juncto artikel 97 § 9, lid 3, Einführungsgesetz zur Abgabenordnung (wet tot invoering van het belastingwetboek; hierna: „EGAO”), volgens welke met name de overlegging van een vennootschapsbelastingcertificaat vanaf 29 oktober 2004 niet meer als een gebeurtenis met terugwerkende kracht wordt beschouwd, waardoor de verrekening van de buitenlandse vennootschapsbelasting bij definitieve vaststelling van de inkomstenbelasting procedureel gezien onmogelijk wordt, zonder dat in een overgangsperiode is voorzien om de verrekening van buitenlandse vennootschapsbelasting te vragen?

b)

Ingeval vraag 2 bevestigend wordt beantwoord en geen vennootschapscertificaat nodig is:

Dienen het vrije verkeer van kapitaal zoals neergelegd in artikel 56 EG, het doeltreffendheidsbeginsel en het effectiviteitsbeginsel aldus te worden begrepen dat zij zich verzetten tegen een regeling zoals § 175, lid 1, eerste volzin, punt 2, AO, volgens welke een belastingaanslag moet worden gewijzigd wanneer zich een gebeurtenis met terugwerkende kracht voordoet, zoals de overlegging van een vennootschapsbelastingcertificaat, waardoor een verrekening van vennootschapsbelasting met betrekking tot binnenlandse dividenden ook bij definitieve aanslagen inkomstenbelasting mogelijk is terwijl dit met betrekking tot buitenlandse dividenden niet mogelijk zou zijn bij ontbreken van een vennootschapsbelastingcertificaat?